Een flink aantal ziektes en infecties die we als mensen in ons leven oplopen, worden veroorzaakt door een virus of een bacterie. In veel gevallen is het niet meteen duidelijk welke van de twee de oorzaak is, omdat een aantal met name infecties wat betreft reactie van het lichaam op elkaar lijken. Denk bijvoorbeeld maar aan een infectie van de luchtwegen. Deze kan door zowel een virus als door een bacterie worden veroorzaakt. Nu is het probleem dat een infectie door een bacterie met medicijnen bestreden kan worden, maar dat dit bij een virus niet mogelijk is. Hoe dat kan, leggen we in deze blog aan je uit.
Een virus
Een virus is een heel erg klein organisme dat tot wel 100 keer kleiner is dan een bacterie. Het wordt verspreid via kleine druppeltjes in de lucht, aërosolen genoemd, via aanraking door onder meer handen schudden, een deurklink of een trapleuning of via voedsel. Ook kunnen muggen en teken bepaalde virussen overbrengen. Het specifieke van een virus is dat het zichzelf niet kan voortplanten, hiervoor heeft het een levende cel van een mens (of dier) nodig.
Als we een virus hebben ingeademd of ‘opgegeten’, dan nestelt het zich in de slijmvliezen van de luchtwegen of het maagdarmstelsel, waar het de levende cellen binnendringt. Deze cellen worden gastheercellen genoemd. Een virus bevat geen celkern, alleen een klein beetje genetisch materiaal in de vorm van DNA of RNA, waarop zich instructies bevinden voor het maken van bepaalde eiwitten. Die instructies worden overgenomen door de gastheercel die vervolgens geprogrammeerd wordt om de eiwitten aan te maken. En omdat lichaamscellen zich kopiëren, gaat dit in een razendsnel tempo. Zo verspreid het virus zich in no-time.
De ontdekking van het bestaan van virussen gaat terug naar het einde van de negentiende eeuw. Toen veronderstelde de Nederlandse microbioloog Martinus Willem Beijerinck dat er iets ziekmakends moest bestaan dat zich alleen kon vermenigvuldigen in levende cellen en dat onder de microscoop niet zichtbaar was. Hij noemde zijn veronderstelling virus. Inmiddels zijn er talloze virussen bekend die verschillende infecties kunnen veroorzaken, die van zeer mild tot zelfs dodelijk kunnen verlopen.
Een bacterie
Bacteriën zijn kleine eencellige micro-organismen die overal voorkomen. Zo hebben wij als mens er normaal al meer dan honderdduizend miljard op en in ons lichaam zitten. Hier verrichten ze over het algemeen goed werk. Ze zijn met het blote oog niet waarneembaar, maar dit lukt wel onder een microscoop. Antoni van Leeuwenhoek (1632 – 1723) ontdekte ze als eerste onder een door hem zelfgemaakte microscoop.
Anders dan een virus is een bacterie wel een levend organisme. Dit betekent dat ze zich kunnen bewegen, dat ze eten, afvalstoffen produceren en zich ook kunnen voortplanten. Dit doen ze door middel van celdeling. Dit kan in ons mensen, maar bijvoorbeeld ook in voedsel. Ook bacteriën vermenigvuldigen zich razendsnel; elke 10 tot 20 minuten en één bacterie wordt al snel een hele kolonie.
De meeste bacteriën zijn niet schadelijk en zijn zelfs onmisbaar voor onze gezondheid. Zonder deze bacteriën zouden wij zelfs niet kunnen bestaan. Toch zijn er ook bacteriën die ziekteverwekkend zijn en over het algemeen zijn dat de soorten die van nature niet op de mens leven. Vaak zijn het de giftige stoffen (toxines), de afvalstoffen die door de bacteriën geproduceerd worden, die zorgen voor een infectie. (Denk bijvoorbeeld aan een voedselvergiftiging door het eten van bedorven voedsel.)
De behandeling
Over het algemeen is het eigen verdedigingssysteem in het lichaam dé manier om zowel een virale als een bacteriële infectie te bestrijden. Daarbij is een goede hygiëne de eerste belangrijke stap; regelmatig handen wassen, voedsel koel bewaren en hygiënisch bereiden, in elleboog niesen en hoesten etc. vervolgens is de algemene weerstand van belang; dit wordt de tweede verdedigingslinie genoemd. Die bestaat uit een gezonde huid en vervolgens uit de slijmvliezen en het zoutzuur in de maag. Is de algemene weerstand goed, dan krijgen virussen en bacteriën minder kans om binnen te dringen. Lukt dat toch dan stuiten ze op de derde verdedigingslinie; de specifieke weerstand. Hier maken B lymfocyten (speciale witte bloedcellen) antilichamen aan, als reactie op de indringers. Geheugencellen onthouden vervolgens precies de soort indringer, zodat bij een volgende keer direct actie kan worden ondernomen.
Omdat het lichaam een eerste keer het virus of de bacterie nog niet herkent, duurt het even voordat er genoeg lymfocyten zijn die de specifieke infectie kunnen tegengaan. Omdat iemand dan soms al heel ziek is, kunnen medicijnen in de vorm van antibiotica soms helpen. Echter… antibiotica zijn niet werkzaam bij een virusinfectie, ze zijn alleen in te zetten tegen bacteriële infecties. Dit komt omdat virussen zich in de menselijke cellen zelf bevinden en de medicijnen processen remmen die de gastheercellen beschadigen.
Een virus met ernstige infectieverschijnselen (zoals corona, mazelen, HPV of kinkhoest) kan alleen voorkomen worden door hiertegen te vaccineren, waardoor het lichaam al antistoffen aanmaakt voordat er een daadwerkelijke besmetting heeft plaatsgevonden. Bij een infectie kan het immuunsysteem van het lichaam direct in actie komen, waardoor deze mild of zelfs zonder verschijnselen verloopt.
Tegenwoordig kunnen virussen, die per definitie altijd langs het verdedigingsmechanisme van het lichaam slippen, denk hierbij aan HIV, hepatitis B en C en verschillende herpesvirussen, te lijf worden gegaan met antivirale middelen. De virussen worden hierdoor slapend. Deze medicijnen moeten wel levenslang ingenomen worden, stopt men ermee dan wordt het virus helaas weer actief.
Heb je vragen over infectieziekten veroorzaakt door een virus of bacterie, stel deze dan aan je huisarts. Voor vragen over medicijnen kun je terecht bij de apotheker.