Wetenschappelijke studies zijn erg belangrijk voor de vooruitgang in de geneeskunde, bijvoorbeeld als het gaat om het vinden van een geschikte behandeling. De allereerste wetenschappelijke studie werd inmiddels al weer 275 jaar geleden gedaan door de Schotse arts James Lind. Hij ontdekte dat een vitamine C-gebrek kan leiden tot scheurbuik (scorbutus), een aandoening die sinds de middeleeuwen vaak de dood tot gevolg had op ontdekkingsschepen en die aan het eind van de winter levens eiste in landen aan de Oostzee en in Scandinavië.
Tekst gaat verder onder de video
De symptomen van scheurbeuk zijn met name zwellingen en bloedingen van het tandvlees, bloedingen van de huid (petechiën), stijve en pijnlijke ledematen en inwendige bloedingen. Als scheurbuik niet op tijd behandeld wordt, is de afloop op lange termijn dodelijk.
James Lind (1716 – 1794) was een Britse marinearts op de HMS Salisbury die in 1747 citroenen en sinaasappels liet meenemen op Engelse marineschepen. Dit deed hij omdat in de volksmond al meer dan honderd jaar bekend was dat het eten van citrusvruchten scheurbuik deed verdwijnen, maar dit door wetenschappers nog niet echt was bewezen. In 1700 wist geneeskundig hoogleraar Herman Boerhaave, toentertijd een van de bekendste mannen in Europa, nog te vertellen dat scheurbuik een probleem van de bloedcirculatie was dat veroorzaakt werd door koud en vochtig weer en door een tekort aan beweging. Deze theorie werd, mede door de bekendheid van Boerhaave, lang voor waarheid aangenomen.
James was in 1747 verantwoordelijk voor de eerste, dus avant la lettre, randomized clinical trial. Hij koos twaalf bemanningsleden uit met scheurbuik die hij onderverdeelde in zes groepjes van twee. Ieder groepje kreeg tijdens de reis hetzelfde dieet, maar kreeg daarnaast iets extra’s. Groep één kreeg per dag een liter cider, groep twee 25 druppels zwavelzuur, groep drie zes lepels azijn, groep vier een kwart liter bier, groep vijf twee sinaasappels en een citroen en groep zes een kruidenpasta met gerstewater. Helaas moest groep vijf al na zes dagen stoppen met het eten van sinaasappels en citroenen. Niet vanwege het effect, maar omdat het fruit op was. Toch was op dat moment al duidelijk dat het eten van dit zure fruit een effect had op de scheurbuik; de twee ‘patiënten’ waren significant aan de beterende hand, iets wat van de patiënten uit de andere groepen beslist niet gezegd kon worden. Alleen de twee personen uit de groep waarin cider werd gedronken, knapten een beetje op. De rest bleef even ziek en ging dood.
De helende werking van citroenen en sinaasappels werd in deze periode volledig toegeschreven aan de zuurgraad van het fruit. Pas in 1928 werd ontdekt dat het niet het zuur was maar de in het fruit aanwezige vitamine C. En in 1932 ontdekte men de precieze werking van deze vitamine. Vitamine C is ook bekend onder de naam ascorbinezuur. Ascorbinezuur is weer afgeleid van scheurbuik: scorbutus met a, wat niet betekent, ervoor. Niet scheurbuik dus.
De meeste planten en dieren kunnen zelf vitamine C aanmaken, echter wij mensen kunnen dit niet. Dit is het gevolg van een gendefect in het gulonolacton-oxidase-gen dat ervoor zorgt dat enzymen glucose omzetten in ascorbinezuur. Mensen en ook sommige dieren, zoals cavia’s en mensapen, kunnen dit enzym niet maken. De enige manier om vitamine C binnen te krijgen, is dan ook via voeding. Ons lichaam gebruikt vitamine C onder meer voor de aanmaak van collageen, een bouwstof in ons lichaam die stevigheid geeft aan de cellen. Daarnaast is vitamine C nodig voor een goede werking van spieren, voor de opname van ijzer in de darm, voor versterking van het immuunsysteem en voor nog zo’n achthonderd andere biochemische processen.
Uit de diverse onderzoeken zou je kunnen concluderen dat je om voldoende vitamine C binnen te krijgen, je het beste sinaasappels en/of citroenen kunt eten. Maar eigenlijk bevatten beide helemaal niet zo heel veel vitamine C en wat apart is het percentage aan vitamine C verschilt per sinaasappel / citroen ook nog eens aanzienlijk. Beter is het om gele of rode paprika te eten of een kiwi. Het allerhoogste aantal milligram vitamine C zit in rozenbottels. Deze bevatten per 100 gr 1250 mg vitamine C. (Vergelijk; een sinaasappel bevat per 100 gr slechts 53 mg.)
Over de hoeveelheid vitamine C die we als mensen dagelijks nodig hebben, zijn de meningen verdeeld. Over het algemeen wordt aangenomen dat een gemiddelde van 60 mg, verspreid over de dag ingenomen voldoende is. Er zijn echter wetenschappers die aangeven dat de dagelijkse dosis veel hoger moet liggen en meerdere grammen zou moeten bedragen. Feit is dat ons lichaam per dag niet meer dan 200 - 300 mg vitamine C in het bloed kan opnemen. Neem je meer in dan deze hoeveelheid dan slaat het lichaam dit niet op maar scheidt het uit via de urine. Het heeft dus geen zin om hoge doses vitamine C te slikken om bijvoorbeeld het immuunsysteem extra te versterken. Krijgt iemand meer dan 10 gr vitamine C per dag binnen, dan kan dit uiteindelijk aanleiding geven tot het ontstaan van diarree.