Dyslexie, het onderwerp uit onze vorige blog, is een redelijk ingeburgerd begrip. Iedereen kent wel iemand van de vier procent van de bevolking die problemen ondervindt bij lezen en/of schrijven. Dit geldt echter niet voor het directe broertje ervan; dyscalculie oftewel het moeite hebben met rekenen, terwijl ook hier een kleine vier procent van de mensheid last van heeft. Waarschijnlijk komt dit omdat lezen en schrijven veel meer bepalend zijn in de maatschappij dan rekenen en dyslexie hierdoor veel meer aandacht heeft gekregen.
Kiezelsteen
Dyscalculie is een samengesteld woord dat deels uit het Grieks en deels uit het Latijn afkomstig is. Het woord dys betekent slecht en calculie komt van calculare dat rekenen betekent. Calculare vindt weer zijn oorsprong in het woord calculus dat letterlijk vertaald voor kiezelsteen staat. Naar alle waarschijnlijkheid verwijst dit naar de vroeger gebruikte rekenborden waarop gerekend werd met steentjes. Zien we bij dyslexie het probleem van het koppelen van een klank aan een teken, bij dyscalculie is dit een hoeveelheid.
Pas aan het begin van deze eeuw kwam er wat aandacht voor het feit dat er mensen zijn met een normale intelligentie die erg veel moeite blijken te hebben met het automatiseren van getallen en dus veel problemen ondervinden bij het toepassen van reken en wiskunde kennis. Aandacht betekent echter niet dat de oorzaak van dyscalculie ook bekend is, deze is, ondanks onderzoek, nog niet gevonden. Wel is inmiddels duidelijk dat de linkerkant van de hersenen en dan specifieker de zogenoemde pariëtaal kwab, anders functioneert.
Tot tien tellen
Net als dyslexie is ook dyscalculie al op de kinderleeftijd te herkennen. Kinderen met dyscalculie hebben namelijk erg veel moeite met het leren tellen – zelfs al bij het tellen tot tien. Daarnaast hebben ze moeite met het vergelijken van hoeveelheden – wat is groter of kleiner en ook hun richtingsgevoel en het wat is links en wat is rechts geven blijven kopzorgen. Kinderen met dyscalculie, en vaak doen ze dit nog als ze volwassen zijn, tellen op de vingers en krijgen de tafels niet aangeleerd, hoe vaak ze het ook proberen. Ze moeten steeds opnieuw nadenken, omdat het brein de gegevens niet op de juiste manier verwerkt. Er wordt geen betekenis en geen inhoud gegeven aan getallen, waardoor ze moeilijk oproepbaar zijn in het geheugen. Hierdoor is ook klokkijken lastig aan te leren waarbij het niet uitmaakt of de klok een analoge of digitale is. Een ander vervelend probleem is het inschatten van tijd ook dit blijkt heel erg moeilijk voor mensen met dyscalculie.
Het is belangrijk je te realiseren dat dyscalculie dus net als dyslexie een ‘stoornis’ in de hersenen is die nooit overgaat. Helaas krijgen mensen met dyscalculie, omdat rekenen veel meer dan spellen met denken wordt geassocieerd, regelmatig het stempel ‘dom’ te zijn.