Diabetes Mellitus (DM), ook wel suikerziekte genoemd, is een stofwisselingsziekte waarbij het lichaam niet voldoende energie uit glucose kan halen. De naam is afkomstig uit zowel het Grieks als het Latijn. Het Griekse diabetès - bestaande uit dia = doorheen en bianoo = gaan - betekent voluit sifon en het Latijnse mellitus staat voor honingzoet. Vrij vertaald, is Diabetes Mellitus dan ook zoete doorstroom, waarmee zoete urine wordt bedoeld. Om glucose (bloedsuiker) dat afkomstig is van koolhydraten om te zetten naar energie is insuline nodig. Bij DM gaat er iets mis bij deze omzetting.
Er zijn verschillende soorten Diabetes Mellitus. In deze blog leggen we de verschillen tussen de twee meest voorkomende; DM type I en DM type II uit.
Diabetes Mellitus type I
Diabetes Mellitus type I, dat voorkomt bij zo’n 10% van de mensen met diabetes, ontstaat in de meeste gevallen al op jonge leeftijd (tussen de tien en de dertig jaar). Heel soms komt het ook op oudere leeftijd voor. DM type I is een auto-immuunziekte. Dit betekent dat het eigen immuunsysteem, dat bedoeld is het lichaam te beschermen tegen indringers van buitenaf, lichaamseigen cellen aanvalt. In dit geval richt het zich op Bètacellen in de alvleesklier, die het hormoon insuline aanmaken. Hierdoor werkt de insulineproductie niet of onvoldoende.
Insuline heeft als taak ervoor te zorgen dat suiker (glucose) vanuit het bloed in de cellen terechtkomt, waar het vervolgens omgezet wordt in energie. Op het moment dat er geen insuline aangemaakt wordt, stijgt de hoeveelheid glucose in het bloed en krijgen de cellen onvoldoende energie om goed te kunnen functioneren. Zij gaan proberen om toch in de energiebehoefte te voorzien en spreken hiervoor de vetvoorraad aan. Hierdoor ontstaat al snel een onbalans die ketoacidose wordt genoemd. Het bloed wordt zuur en er kan schade ontstaan aan weefsels en organen, onder andere aan de bloedvaten.
Een teveel aan glucose in het bloed wordt via de nieren uitgeplast (vandaar de naam zoete urine). Omdat glucose extra water aantrekt, hebben mensen meer vochtverlies, wat zorgt voor een constante dorst, een droge mond en soms zelfs voor uitdrogingsverschijnselen ondanks het feit dat ze heel veel drinken.
DM type I is vaak erfelijk en op dit moment nog niet te genezen. Wel kan door toediening van insuline de glucosespiegel in het bloed redelijk constant (tussen de 4 mmol/l en 10 mmol/l gehouden worden. De hoeveelheid insuline die moet worden toegediend, is voor iedereen verschillend en hangt onder meer af van lichaamsgewicht en activiteiten.
Insuline kan gegeven worden in verschillende soorten; langwerkend, dat ongeveer 24uur werkt en kortwerkend dat bij maaltijden gespoten wordt om de dan binnengekregen koolhydraten te verwerken. Ook is het verstandig goed op de voeding te letten, omdat de hoeveelheid gegeten koolhydraten belangrijk is.
Diabetes type II
Diabetes Mellitus type II is de meest voorkomende vorm van suikerziekte en werd in de volksmond vroeger ook ouderdomssuiker genoemd. Dit omdat deze vorm pas ontstaat op latere leeftijd. Anders dan bij type I is type II geen auto-immuunziekte en wordt er door het lichaam wel insuline aangemaakt. Bij DM type II is er sprake van een insulineresistentie. Dit betekent dat lichaamscellen minder goed reageren op het hormoon insuline waardoor er niet voldoende glucose in de cellen binnenkomt. Hierdoor wordt het bloedsuikergehalte te hoog.
DM type II is vaak een gevolg van een ongezonde leefstijl en met name overgewicht en weinig bewegen, spelen hierbij een rol. Door dit te veranderen, kan DM type II weer overgaan. Zaak is dan wel om de leefstijl blijvend vast te houden, anders komt de diabetes weer terug.
Om DM type II te behandelen, worden tabletten, meestal metformine, voorgeschreven die zorgen dat het bloedsuikergehalte niet te hoog wordt. Dit medicijn remt onder meer de aanmaak van glucose in de lever en het maakt de cellen gevoeliger voor insuline. Het spuiten van insuline heeft in de meeste gevallen geen zin, omdat hieraan in het lichaam geen tekort is.
Nog even dit
Diabetes Mellitus kan op bepaalde momenten tot hele directe klachten leiden. Zo kan er een hyperglykemie (een te hoge bloedsuiker) of een hypoglykemie (een te lage bloedsuiker) optreden met allerlei gevolgen van dien. Het is verstandig dat men in de directe omgeving van iemand met Diabetes Mellitus deze signalen herkent en ernaar kan handelen.
We zetten ze hier op een rij:
Een hypoglykemie (te lage bloedsuiker of hypo) – bloedsuiker lager dan 4 mmol/l
Klachten:
- Zweten
- Trillen
- Hartkloppingen
- Duizelig zijn
- Snelle irritatie / wisselend humeur
- Ongeconcentreerdheid
- Hoofdpijn
- Moeheid
- Hongerig zijn
Soms verliest iemand het bewustzijn of krijgt een epileptische aanval. Bel dan direct 112! Een hypo verdwijnt na het snel eten of drinken van iets zoets, zoals druivensuiker.
Een hyperglykemie (te hoge bloedsuiker of hyper) – bloedsuiker hoger dan 10 mmol/l
Klachten:
- Veel plassen
- Erge dorst hebben die blijft
- Humeurig zijn / boos worden
- Geen eetlust hebben of juist hongerig zijn
- Wazig zien
- Misselijk worden of overgeven
- Je vervelend voelen
Bij een hyper kunnen veel drinken en extra bewegen helpen, vaak moet er ook extra insuline gespoten worden. Een hyper kan leiden tot flauwvallen en soms zelfs tot een coma. Een flinke hyper ruik je aan iemands adem; deze ruikt naar aceton. Bel in dit geval altijd 112.
Neem bij twijfel altijd contact op met de huisarts.